Begin deze maand was dat ja:
Conclusie herzieningsverzoek H. Baybaşin
Basis van de huidige discussie is dat getuige deskundige verklaart dat “het voor een gemiddelde HTS-er met relatief eenvoudige middelen gemakkelijk is om gewiste gesprekken van een Comverse tapsysteem te reproduceren en opnieuw af te spelen.” Deze vaststelling wekt de indruk van volstrekt onvoldoende beveiliging en afscherming van (gewiste) data.
De verdediging zal in staat worden gesteld om deze stelling te bewijzen in voornoemde schouw. Het is zaak de omstandigheden tijdens deze schouw zo in te richten dat de verdediging alle mogelijkheden krijgt, binnen de beperkingen die deze bewering bevat, deze feitelijk te onderbouwen door aan te tonen dat een of meer gewiste gesprekken kunnen worden gereproduceerd en opnieuw afgespeeld.
Van hem wordt inderdaad gehakt gemaakt, van die forensische specialist die zich voor de verdediging over genoemde tapkamerproblemen gebogen heeft:
Argumenten van Van de Ven en van de verdediging
De claim van Van de Ven, met thans een leeswaarschuwing
Een bespreking van de schriftelijke onderbouwing door Van de Ven
De ervaring en kennis van Van de Ven
De argumenten van Van de Ven
Waarnemingen van Van de Ven
De verrichtingen van Van de Ven
De expertise van Van de Ven
Conclusie over de verrichtingen van Van de Ven
De advocaat-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, mr. D. (Diederik) Aben, besloot zelf maar “zendamateur” te worden, hij had genoeg van elkaar tegensprekende deskundigen - tijdens het proces en bij het onderzoek voor dit herzieningsverzoek:
Tijdens mijn oordeelsvorming stuitte ik derhalve op vele kwesties van technische aard waaromtrent de deskundigen geen overeenstemming hadden bereikt en die (dus) open waren gebleven. Teneinde te beoordelen wie van de twee als zodanig benoemde deskundigen de juiste informatie had verschaft en correcte conclusies had getrokken, heb ik vanaf oktober 2015 zelfstandig verifiërend onderzoek verricht.
Ik heb in dat verband (veel) publiek toegankelijke informatie tot mij genomen, ik heb mededelingen in de rapportages van de deskundigen gecheckt, ik heb (andermaal) netwerkoperators en een producent van apparatuur aangeschreven, ik heb geluidsmateriaal beluisterd en geanalyseerd, ik heb interceptie-apparatuur geschouwd en bestudeerd, en ik heb de juistheid van beweringen van de twee deskundigen door hen laten demonstreren.
Wie zei daar wat?
Dit verifiërend onderzoek heb ik geheel op eigen titel gevoerd, waartoe de wet mij ook zonder meer de bevoegdheid geeft. Ook de loop van dit verifiërend onderzoek maakt (naar ik hoop) begrijpelijk dat er zoveel tijd gemoeid is geweest met de beantwoording van de vraag of er gronden zijn voor een herziening van de veroordeling van Baybasin.
En kijk eens:
Bij de digitalisering ten behoeve van het herzieningsonderzoek werd gebruik gemaakt van een exemplaar van de Uher 6000 waarvan (zeer waarschijnlijk) de potmeter (een variabele weerstand waarmee de snelheid van de taperecorder wordt ingesteld) niet goed functioneerde.
Doet het gewoon, niks mis mee:
Volgens Van den Heuvel is het klikje dus niet (meer) aanwezig in het geluidsmateriaal dat in 2014 is gedigitaliseerd. Volgens mij is dat een abuis. Ik kan het klikje (naar mijn mening een vrij holle ‘plok’) horen en zien in het analoge geluidsmateriaal van tapgesprek A-1-5 dat in het herzieningsonderzoek aan de beide onderzoekers is voorgelegd.
Dat belooft wat voor Adèle van der Plas en haar client:
Na de beëindiging van dit telefoongesprek zouden Marsil en Malkoc het koffiehuis hebben verlaten en in hun auto achter Metin c.s. zijn aangereden. Het achtergrondgeruis en – volgens mij – een hoorbare ‘handover’ in tapgesprek A-8-7 (19 februari 1998, aanvang om 00.08 uur) wekken in elk geval bij mij de zeer sterke indruk dat Metin zich op dat moment reeds in een rijdende auto bevond. In dat geval kan Metin om 0.41 uur vlak bij Utrecht zijn geweest.
Ermee aan de slag gaan:
Hieronder zal ik veelvuldig gebruik maken van de term ‘geluidsmateriaal’. Daarmee bedoel ik vastgelegd geluid, of met andere woorden: geregistreerde audio. Geluidsmateriaal betreft dus (in juridische zin) gegevens die als geluid ten gehore gebracht kunnen worden.
Daarmee onderscheidt geluidsmateriaal zich van de gegevensdragers waarop dat geluidsmateriaal is vastgelegd (de opslagmedia). Dat kunnen bijvoorbeeld cassettebandjes, (magnetische) tapes, MO-schijven (optical discs), cd’s, een harde schijf of een USB-stick zijn.
In zijn ambitie ongemerkt de digitale microfoon uitvinden:
Onder ‘analoog geluidsmateriaal’ versta ik geluidsmateriaal waarvan het geluid (de audio) van oorsprong analoog is opgenomen (veelal met een taperecorder), en dat eventueel pas op een later moment is gedigitaliseerd. ‘Analoog geluidsmateriaal’ als door mij bedoeld kan dus een WAV-bestand betreffen en gedragen worden door een harde schijf of een USB-stick.
Onder ‘digitaal geluidsmateriaal’ versta ik geluidsmateriaal dat van oorsprong digitaal is vastgelegd, ongeacht in welk formaat.
Bewijsmateriaal “beweerdelijk” geknoei met geregistreerde tapgesprekken:
Na deze aanpassing zijn alle analoge banden gekopieerd tot meerdere WAV-bestanden, namelijk 1 WAV-bestand per tapezijde. Het proces duurde namelijk een hele dag per tapezijde. Hierbij is gebruik gemaakt van een UHER 6000 RM voor het afspelen van de tapes, van een Digidesign Mbox 2 Pro, van een Dell laptop M6400 voor de opname en van het programma Adobe Audition CS6. Deze conversieslag van de analoge banden was eind februari 2014 afgerond.
Ter beschikking stellen van ing. J.W.M. van de Ven:
Voor signaalanalyse met gebruik van Van de Ven’s exemplaar van de Medav Spektro 3000 moeten de digitale WAV-bestanden dus eerst worden omgezet naar een analoog signaal. De conversie van een digitaal signaal naar een analoog signaal (hierna: D/A-conversie) vindt plaats in de geluidskaart van een pc of laptop.
Die conversie vormt evenwel een extra bewerking van het signaal, dat daardoor ook meer vatbaar is voor het opdoen van stoorsignalen, zoals interferentie vanuit de laptop en vanuit (andere) dichtbij staande elektronische apparatuur die is aangesloten op het lichtnet. Hierdoor kunnen fouten ontstaan in de interpretatie van de resultaten van het signaalonderzoek.
Heeft deze wel de goede spullen:
Op mijn verzoek is bij gelegenheid van de gezamenlijke meetsessie in de studio van Van de Ven op 25 maart 2015 een geluidsbestand van een zogenaamd JTS-testgesprek (het gsm-testbestand) geanalyseerd met behulp van de Spektro 3000.
Daarbij werden in een geluidsbestand met een duur van slechts negen seconden niet alleen de te verwachten testtonen, maar ook een lichtnetfrequentie (een brom van ongeveer 50 Hz) en een signaal op de 78 Hz-band gemeten die niet werden waargenomen bij analyses met ‘signal analyzers’ c.q. ‘audio editors’ als Sonic Visualiser, Cool Edit, Audacity, Adobe Audition CC en WavePad Sound Editor.
Welke de jurist als kersverse deskundige intussen zelf heeft leren gebruiken:
Deze waarneming past goed in de hypothese dat de Spektro 3000 als gevolg van de D/A-conversie en interferentie stoorsignalen kan opdoen, met inbegrip van de lichtnetfrequentie.
De alternatieve hypothese over de oorzaak van deze ‘stoorsignalen’ houdt in dat deze signalen reeds aanwezig waren in het testbestand, maar dat die signalen met vijf andere ‘signal analyzers’ dan de Spektro 3000 niet in dat testbestand konden worden waargenomen.
Daarmee vervolgens vliegen gaan afvangen:
Ik acht deze alternatieve hypothese a priori echter zeer onwaarschijnlijk, aangezien het testbestand juist is bedoeld om te onderzoeken of apparatuur stoorsignalen opdoet. Dat vergt een betrekkelijk ‘clean’ bestand, dat geen 50 Hz-componenten hoort te bevatten.
In de tweede plaats heeft Van de Ven niet gesteld, noch een poging ondernomen om aan te tonen dat deze ‘stoorsignalen’ zich reeds in het testbestand bevonden, ook niet in zijn reactie d.d. 8 oktober 2015 op het rapport van Van den Heuvel.
Mr. Aben voor punten in zijn argumenten gericht aan mevrouw de raadsvrouw:
Kortom, het moet ervoor worden gehouden dat de Spektro 3000 in de configuratie van Van de Ven weleens signalen ‘ziet’ die er in werkelijkheid niet zijn.
Om het haar in te wrijven aangeven hoe het wel moet:
Juist om te vermijden dat bij het digitaliseren van het analoge geluidsmateriaal ten behoeve van het herzieningsonderzoek in 2014 wederom een grondtoon en boventonen van de netspanning aan het geluidsmateriaal zouden worden toegevoegd, is de voor digitalisering gebruikte Uher 6000 niet aangesloten op het lichtnet, maar op een accu.
Daarbij gerechtelijke dwaling verzamelaar en schrijver van “Verknipt bewijs” en “De Baybasin-taps”, Derksen, meenemen:
De constatering van PwC dat zonder aanvullende maatregelen bij drie van de vijf interceptiefaciliteiten de audio (in theorie) gewijzigd kon worden, was m.i. dan ook juist.
Wijziging van de audio kon echter niet plaatsvinden in de conversiefaciliteit doordat daarin geen audio werd opgeslagen. Wijziging kon ook niet plaatsvinden in de tapkamer van Verint doordat daarin de audio gecodeerd werd opgeslagen en alleen met een speciale hardwaresleutel kon worden geschreven. De andere drie leveranciers (dan Verint) gebruikten voor opslag van audio een WAV-container met PCM codering; dat is een open-standaard.
Ik kom hieronder nog terug op de gecodeerde vorm van audio-opslag in de Verint-tapkamers, omdat de door de verdediging aangezochte hoogleraren Derksen en Grünwald menen dat ik al dan niet opzettelijk een onjuiste beschrijving heb gegeven van de technologie van de tapkamer van Verint.